Wanneer gebruik je hen of hun bij een raadselachtige zin

Wanneer gebruik je hen of hun bij een raadselachtige zin

hen of hun: waarom is het zo lastig?

Veel mensen twijfelen over het verschil tussen hen en hun. Zeker als je een creatieve of raadselachtige zin schrijft, voelt het soms alsof beide vormen kunnen. Toch is er een duidelijke logica. Wie met liefde voor schrijven bezig is, wil natuurlijk dat die logica ook in elke zin terug te zien is.

In dit artikel ontdek je hoe je stap voor stap de juiste keuze maakt. Met voorbeelden uit alledaagse taal én uit speelse, bijna raadselachtige zinnen, zodat je regels niet alleen begrijpt, maar ook echt gaat voelen.

basisregel: lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp

De bekendste regel is deze: hen gebruik je als lijdend voorwerp en hun als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel. Dat klinkt misschien theoretisch, maar met enkele vragen aan jezelf wordt het overzichtelijk.

zo herken je het lijdend voorwerp (hen)

Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm + onderwerp? Het antwoord op die vraag is vaak het lijdend voorwerp. Wanneer dat antwoord verwijst naar mensen in het meervoud, gebruik je meestal hen.

Voorbeeld: Ik zag hen niet aankomen. Wie zag ik niet aankomen? hen. Zij zijn hier het lijdend voorwerp. In een speels raadsel kan dat net zo gaan: Ze keken naar mij, maar ik zag hen niet.

zo herken je het meewerkend voorwerp (hun)

Stel de vraag: aan wie / voor wie + werkwoord? Het antwoord is het meewerkend voorwerp. Verwijs je naar personen in het meervoud, dan gebruik je hun, zolang er geen voorzetsel direct voor staat.

Voorbeeld: Ik gaf hun een raadsel. Aan wie gaf ik een raadsel? hun. Dit is het meewerkend voorwerp, daarom kies je hier voor hun en niet voor hen.

voorzetsels zorgen bijna altijd voor hen

Een handige extra vuistregel: als er een voorzetsel voor staat, is hen meestal de juiste keuze. Woorden als aan, met, voor, achter, bij en zonder zijn duidelijke signalen.

Voorbeelden: Ik maakte een puzzel voor hen. Het antwoord was een raadsel voor hen. We spraken met hen over de oplossing. In al deze zinnen staat een voorzetsel direct voor het voornaamwoord, dus kies je voor hen.

twijfelgevallen in creatieve zinnen

Wie graag raadsels schrijft of taalgrapjes verzint, maakt vaak zinnen waarin de structuur net wat anders aanvoelt. Daardoor lijkt hen of hun soms allebei mogelijk. Toch blijft de kern gelijk: zoek het lijdend of meewerkend voorwerp.

Vergelijk deze twee zinnen. Ik liet hun een nieuwe schrijfwijze raden. Hier geef je iets aan iemand, dus meewerkend voorwerp, en daarom hun. Ik liet hen de oplossing raden. Nu zijn hen degene die je iets laat doen, een soort lijdend voorwerp bij het werkwoordgroepje, en is hen correct.

onthouden met een klein ezelsbruggetje

Wie van de Nederlandse taal houdt, weet dat een goed ezelsbruggetje een raadsel halveert. Een korte manier om het verschil te onthouden is deze. Hoor je een verborgen aan of voor zonder dat het in de zin staat, dan ligt hun voor de hand. Denk aan: ik gaf (aan) hun een tip. Zie of hoor je geen verborgen voorzetsel, controleer dan of het om een lijdend voorwerp gaat. Is dat zo, dan past hen meestal beter.

Door vaak te lezen, raadsels op te lossen en al schrijvend te oefenen, worden hen en hun steeds minder een raadsel en steeds meer een vanzelfsprekende keuze in jouw eigen schrijfstijl.