Waarom is het verschil tussen hun en hen belangrijk?
In de Nederlandse taal worden de woorden hun en hen nog vaak door elkaar gehaald. Dit leidt tot verwarring en vaak ook tot taalfouten, zowel in gesproken als geschreven taal. Het correct gebruiken van deze woorden zorgt voor duidelijkheid en draagt bij aan verzorgder taalgebruik. Zeker in formele teksten, zoals zakelijke e-mails of journalistieke stukken, komt dit professioneler over.
Wanneer gebruik je 'hen'?
Hen gebruik je als lijdend voorwerp of na een voorzetsel. Een lijdend voorwerp is datgene waarop de handeling in een zin gericht is. Bijvoorbeeld:
Voorbeeld van 'hen' als lijdend voorwerp
"Ik zie hen niet meer sinds vorig jaar." In deze zin is hen het lijdend voorwerp van het werkwoord zie.
Voorbeeld van 'hen' na een voorzetsel
"Hij komt straks naar hen toe." Hier gaat het om een voorzetselcombinatie (naar), gevolgd door hen.
Wanneer gebruik je 'hun'?
Hun gebruik je voornamelijk als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel, als bezittelijk voornaamwoord en soms informeel als onderwerp, hoewel dat laatste officieel grammaticaal onjuist is.
Voorbeeld van 'hun' als meewerkend voorwerp
"Ik geef hun een cadeau." Hun is hier het meewerkend voorwerp, want zij krijgen iets.
Voorbeeld van 'hun' als bezittelijk voornaamwoord
"Dat is hun fiets, niet de jouwe." Hier geeft hun aan van wie de fiets is.
Veelgemaakte fouten
Een veelvoorkomende fout is het gebruik van hun als onderwerp van een zin, bijvoorbeeld: "Hun gaan naar de stad." De juiste vorm is hier: "Zij gaan naar de stad." Toch zie je dat in informele spreektaal hun als onderwerp steeds vaker voorkomt, maar het wordt sterk afgeraden in schrijftaal.
Een handige vuistregel
Als er een voorzetsel voor staat of als het om een lijdend voorwerp gaat, gebruik je hen. Als je iets aan iemand geeft (meewerkend voorwerp zonder voorzetsel), gebruik je hun. Als je twijfelt, probeer de zin dan om te bouwen of kies voor een andere formulering met bijvoorbeeld ze of hen/hen.
