Waarom d of t zoveel twijfel oproept
Bijna iedere Nederlander twijfelt weleens: schrijf je word of wort, antwoord of antwoort? De regels voor d en t aan het einde van een werkwoord lijken ingewikkeld, maar met een paar simpele stappen kun je die twijfel meestal snel oplossen. Wie graag schrijft, weet hoe storend een spelfout kan voelen in een verder liefdevol geformuleerde tekst. Juist daarom is het de moeite waard om deze regels rustig onder de knie te krijgen.
Stap 1: is het echt een werkwoord?
Voor je naar d of t kijkt, stel je jezelf één vraag: is dit woord een werkwoordsvorm of niet? In het antwoord is antwoord een zelfstandig naamwoord. De d of t-regel voor werkwoorden geldt dan dus niet. In ik antwoord is het wél een werkwoord. De regel speelt dus alleen als het woord echt zegt wat iemand doet of wat er gebeurt.
Stap 2: tegenwoordige tijd of verleden tijd
Daarna kijk je of de zin in de tegenwoordige tijd staat. Woorden als nu, straks, vandaag of een gewoon feit (ik fiets elke dag) wijzen op de tegenwoordige tijd. Woorden als gisteren, vroeger, daarnet of een duidelijk verleden gebeurtenis (vorige week) wijzen op de verleden tijd. Voor d en t aan het eind werkt elke tijd net anders.
Stap 3: d of t in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd is de ik-vorm je beste hulp. De ik-vorm is het hele werkwoord zonder en. Van worden maak je ik word. Van antwoorden maak je ik antwoord. Die ik-vorm eindigt óf op d, óf op een andere medeklinker, maar nooit zomaar op t.
Hij, zij, het en de jij-vraag
Voor hij, zij en het neem je de ik-vorm en plak je er een t achter: ik antwoord, dus hij antwoordt. Twijfel je, dan kun je proberen of hij past. Schrijf je jij antwoord of jij antwoordt? Als je de zin omdraait: antwoord jij?, hoor je dat de t verdwijnt. Dat betekent dat er in de normale volgorde juist wél een t hoort. Zo voorkom je dat je alleen op gehoor vertrouwt.
Stap 4: d of t in de verleden tijd
In de verleden tijd gebruik je de bekende 't kofschip-regel, maar dan altijd bij de stam, niet bij de hele vorm. De stam krijg je weer door en van het hele werkwoord af te halen. Eindigt die stam op een medeklinker uit 't kofschip, dan gebruik je te of ten. Eindigt de stam op een andere medeklinker of een klinker, dan gebruik je de of den. De d of t die je dan in de verleden tijd kiest, blijft ook in het voltooid deelwoord staan, bijvoorbeeld in ik heb geantwoord. Zo zie je dat alles op elkaar aansluit.
Met meer zekerheid en meer plezier schrijven
Wie veel schrijft, weet dat twijfels over spelling je ritme kunnen onderbreken. Door eerst te vragen of het echt om een werkwoord gaat, daarna de tijd te bepalen en vervolgens steeds bij de stam te beginnen, maak je van d of t geen raadsel meer maar een rustig stap-voor-stapproces. Hoe vaker je dit bewust doet, hoe sneller het automatisch zal gaan en hoe meer ruimte er overblijft voor waar het op liefdevoorschrijven.nl uiteindelijk om draait: met aandacht en plezier spelen met de Nederlandse taal.