Wanneer gebruik je d’s en t’s bij werkwoorden in een raadseltekst

Wanneer gebruik je d’s en t’s bij werkwoorden in een raadseltekst

Waarom d’s en t’s in raadsels zo lastig zijn

Wie met liefde schrijft, ontdekt al snel hoe vaak je twijfelt over d’s en t’s. Zeker in raadsels en taalpuzzels, waar zinnen soms een beetje krom zijn, sluipen fouten er ongemerkt in. Je wilt een speels en verrassend raadsel maken, maar ondertussen moet je ook nog correct spellen. Gelukkig zijn er een paar duidelijke stappen die je kunt volgen.

Stap 1: bepaal of het een persoonsvorm is

De eerste vraag die je jezelf moet stellen: is dit woord een persoonsvorm? De persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet of vragend maakt. Dat is belangrijk, want alleen dan gelden de bekende regels met t, d of dt.

Neem een eenvoudige zin uit een raadsel: “Welke deur opent de gevangenisdeur als jij het goede antwoord geeft?” Verander je de tijd, dan krijg je: “Welke deur opende de gevangenisdeur als jij het goede antwoord gaf?” Het woord “opent” verandert, dus dat is de persoonsvorm. Daar let je op bij het kiezen van een t of d.

De ik-vorm als geheime sleutel

Als je weet dat het een persoonsvorm is, maak je er eerst de ik-vorm van. Dat is je geheime sleutel. Bij “jij loopt” is de ik-vorm “ik loop”. Geen d of t aan het eind, dus schrijf je “jij loopt” met een t, omdat het onderwerp jij is. Bij “hij raadt” is de ik-vorm “ik raad”. Dat eindigt op een d, maar bij hij komt er een t bij: “hij raadt”. De medeklinkers d en t vallen dan samen in de uitspraak, waardoor veel schrijvers de mist ingaan.

Werkwoord of voltooid deelwoord in je raadsel

In raadsels gebruik je vaak korte zinnen met een verrassende wending, bijvoorbeeld: “Ik word elke dag geraden, maar nooit gezien.” Hier staat “geraden” als voltooid deelwoord. Dat spel je anders dan een gewone persoonsvorm.

Bij een voltooid deelwoord kijk je naar de stam en naar het bekende “’t kofschip”-rijtje of een modernere variant zoals “’t ex-kofschip”. Als de stam eindigt op een medeklinker uit dat rijtje, schrijf je een t, anders een d. Bij “raden” is de stam “raad”, die eindigt op een d, dus wordt het voltooid deelwoord “geraden”. In een zin als “Het woord is al drie keer geraden in dit raadsel” blijft dat dus hetzelfde.

Raadsels met verborgen persoonsvormen

In creatieve tekst zie je vaak zinnen die meer lijken op spreektaal of op poëzie. Denk aan: “Raad jij mij, dan verdwijnt je twijfel.” Hier is “raad” persoonsvorm, geen voltooid deelwoord. De ik-vorm is “ik raad”, en bij “jij” komt er geen t bij als “jij” achter de persoonsvorm staat. Je schrijft dus: “Raad jij mij…”, maar “Jij raadt mij…” Het onderwerp en de plek in de zin bepalen dus of er een t bijkomt.

Oefenen met eigen raadselzinnen

Wil je zekerder worden, schrijf dan een paar eigen raadselzinnen en controleer telkens drie dingen: is het woord een persoonsvorm, wat is de ik-vorm, en gaat het misschien om een voltooid deelwoord met ge-, be-, ver- of een ander voorvoegsel. Door die vaste volgorde toe te passen, houd je je raadsels speels én taalkundig sterk.