De eeuwigdurende vraag: dat of wat?
In de Nederlandse taal struikelen we vaak over de subtiele verschillen tussen woorden die op elkaar lijken, maar toch net een andere betekenis of functie hebben. Eén van de meest voorkomende struikelblokken is het correcte gebruik van de voegwoorden 'dat' en 'wat'. Zelfs moedertaalsprekers twijfelen regelmatig: wanneer kies je voor 'dat' en wanneer voor 'wat'? Het lijkt misschien een klein detail, maar het correct toepassen van deze woorden draagt bij aan de helderheid en precisie van je zinnen, of je nu een e-mail schrijft, een rapport opstelt of gewoon een gesprek voert. Laten we deze veelgestelde taalvraag ontrafelen en de regels eens goed onder de loep nemen, zodat je voortaan vol vertrouwen de juiste keuze maakt.
De basisregel voor 'dat'
'Dat' wordt over het algemeen gebruikt als een betrekkelijk voornaamwoord dat verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord of als een onderschikkend voegwoord om een bijzin in te leiden.
Verwijzing naar een onzijdig woord
Wanneer je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord, dat meestal voorafgegaan wordt door 'het' (zoals 'het boek', 'het huis', 'het kind'), dan gebruik je altijd 'dat'. Het voegwoord 'dat' neemt dan de functie over van het zelfstandig naamwoord en leidt een bijzin in die meer informatie geeft over dat woord. Denk aan zinnen als:
Het boek dat op tafel ligt, is interessant.
Het meisje dat daar speelt, is mijn nichtje.
Het antwoord dat hij gaf, was verrassend.
In deze voorbeelden verwijst 'dat' respectievelijk naar 'het boek', 'het meisje' en 'het antwoord', die alle onzijdig zijn.
Verwijzing naar een hele zin of een feit
'Dat' wordt ook gebruikt als onderschikkend voegwoord om een bijzin in te leiden die een feit, een mening, een vermoeden of een algemeen gegeven uitdrukt, en die niet specifiek naar één woord in de hoofdzin verwijst. Het introduceert vaak een objectzin na werkwoorden van waarneming, zeggen, denken, weten, enzovoort.
Ik denk dat hij gelijk heeft.
Het is belangrijk dat we op tijd zijn.
Ze vertelde dat ze op vakantie ging.
Hier introduceert 'dat' een bijzin die de inhoud van het denken, de belangrijkheid of het vertelde uitlegt.
De basisregel voor 'wat'
'Wat' heeft een bredere toepassing en wordt vaker gebruikt in situaties waarin 'dat' niet passend is. De belangrijkste functies van 'wat' als voegwoord of betrekkelijk voornaamwoord liggen in het verwijzen naar iets onbepaalds of naar een hele zin.
Verwijzing naar een onbepaald voornaamwoord
Gebruik 'wat' wanneer je verwijst naar een onbepaald voornaamwoord zoals 'alles', 'iets', 'niets', 'hetgeen' of 'veel'. Het dient ook als betrekkelijk voornaamwoord na vragende woorden zoals 'wie' of 'wat' zelf, wanneer het een hele situatie of een onbepaald concept betreft.
Alles wat hij zei, was waar.
Er is iets wat ik je moet vertellen.
Ze vroeg wat ik wilde eten.
In deze gevallen slaat 'wat' op een onbepaaldheid of introduceert het een indirecte vraag.
Verwijzing naar een hele zin
'Wat' wordt ook gebruikt als betrekkelijk voornaamwoord wanneer het verwijst naar de hele inhoud van de voorafgaande hoofdzin, en niet naar een specifiek woord daarin. Dit zie je vaak bij uitdrukkingen of bij commentaar op een situatie.
Hij heeft de hele avond lopen zingen, wat ik heel irritant vond.
Ze kwam veel te laat, wat een domper was op de avond.
In deze constructies vat 'wat' de gehele voorafgaande mededeling samen en voegt er een commentaar of gevolg aan toe.
Na een overtreffende trap
Een andere specifieke regel is het gebruik van 'wat' na een overtreffende trap. Wanneer je een vergelijking maakt of iets als het uiterste beschrijft, gebruik je 'wat' om de bijzin in te leiden.
Dat is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
Dit is het ergste wat me kon overkomen.
Praktische tips en ezelsbruggetjes
Twijfel je nog steeds? Een handig ezelsbruggetje is om te kijken of je het woord 'hetgeen' kunt gebruiken. Als 'hetgeen' past, is 'wat' bijna altijd de juiste keuze. Bijvoorbeeld: "Alles hetgeen hij zei, was waar" (klinkt formeel, maar correct, dus 'alles wat hij zei' is goed). Als je verwijst naar een concreet 'het-woord' of een duidelijk feit, kies dan voor 'dat'. Met deze richtlijnen en wat oefening zul je merken dat de keuze tussen 'dat' en 'wat' steeds natuurlijker aanvoelt. Blijf oefenen en je zult zien dat je schrijfvaardigheid hierdoor aanzienlijk verbetert.