Het veelgemaakte foutje in het Nederlands
In de Nederlandse taal komen we vaak verwarring tegen over het gebruik van hun en hen. Zelfs mensen die de taal uitstekend beheersen, twijfelen soms over welk woord in welke zin thuishoort. In dit artikel leggen we het verschil duidelijk uit en geven we voorbeelden om de regels beter te begrijpen.
Wanneer gebruik je 'hen'?
Hen gebruik je als lijdend voorwerp of na een voorzetsel. Het woord functioneert dus alleen als er een actie op iemand of iets gericht is, of als er een voorzetsel direct voor staat dat betrekking heeft op personen.
Lijdend voorwerp
Wanneer hen het lijdend voorwerp is van de zin, betekent het dat zij de actie ondergaan. Bijvoorbeeld: "Ik zie hen elke week." Hier is hen degene die gezien wordt.
Na een voorzetsel
Gebruik hen ook als er een voorzetsel in de zin staat. Bijvoorbeeld: "Wij geven het cadeau aan hen." Het voorzetsel aan vereist dat hier hen staat en niet hun.
Wanneer gebruik je 'hun'?
Hun gebruik je alleen als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel. Het betekent dat iemand iets ontvangt of er indirect bij betrokken is. Bijvoorbeeld: "Ik geef hun een boek." Hier wordt het boek aan hen gegeven, maar staat er geen voorzetsel, dus wordt het hun.
Veelvoorkomende fouten
Een van de meest voorkomende fouten is om hun te gebruiken als onderwerp van de zin. Bijvoorbeeld: "Hun gaan naar school" is grammaticaal onjuist. In dit geval moet het zij zijn: "Zij gaan naar school." Hun mag nooit als onderwerp worden gebruikt.
Ook zie je vaak dat men hun gebruikt na een voorzetsel, zoals in "met hun". Dit moet zijn: "met hen", want er staat een voorzetsel (met).
Ezelsbruggetje om het verschil te onthouden
Als er een voorzetsel staat of als je het hebt over het lijdend voorwerp (wie of wat wordt er...), gebruik dan hen. Als je spreekt over aan wie iets wordt gegeven zonder voorzetsel, gebruik dan hun. En onthoud: als je twijfelt en het gaat om het onderwerp van de zin, gebruik dan nooit hun maar zij.
Samenvattend
Het correct gebruiken van hen en hun blijft een uitdaging, maar met een paar duidelijke regels en voorbeelden wordt het al snel een stuk makkelijker. Door nauwkeurig te kijken naar de functie van het woord in de zin en het al dan niet gebruiken van voorzetsels, kun je taalfouten eenvoudig voorkomen en je Nederlands verbeteren.