Waarom zeggen we het kind maar de jongen?
Als je Nederlands leert, of gewoon even stilstaat bij je eigen taal, voelt het soms behoorlijk onlogisch. Waarom zeg je het kind, maar de jongen en het meisje, maar de vrouw? Het gaat hier niet om echt geslacht, maar om wat taalkundigen het grammaticaal geslacht noemen. Dat is het systeem achter de en het in onze taal.
In het dagelijks taalgebruik kiezen we bijna altijd automatisch het juiste lidwoord. Maar zodra je erover gaat nadenken, blijkt het vol te zitten met raadsels. Toch is er meer logica dan je denkt, vooral als je een paar patronen leert herkennen.
De en het: drie geslachten in theorie
Oorspronkelijk kende het Nederlands drie grammaticale geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. In moderne spreektaal hoor je dat vaak niet meer terug, maar in de basis is het nog steeds zo.
Onzijdig: het-woorden
Onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen het lidwoord het. Het kind en het meisje zijn daarvan bekende voorbeelden. Wat opvalt: het biologische geslacht doet er niet toe. Een meisje is duidelijk niet onzijdig in de echte wereld, maar in de grammatica wel. Daarom zeggen we ook het meisje en haar fiets: het lidwoord is onzijdig, maar het voornaamwoord sluit aan bij de echte persoon.
Mannelijk en vrouwelijk: samen de-woorden
Alle mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen in het moderne Nederlands het lidwoord de. Daarom zeg je de jongen, de vrouw, maar ook de tafel en de stoel. Alleen in verwijswoorden hoor je soms nog het verschil, bijvoorbeeld hij of zij voor mensen, en in sommige dialecten ook voor dingen.
Waarom dan het kind en de jongen?
Kind is historisch een onzijdig woord. Dat is simpelweg zo gegroeid vanuit oudere taalstadia van het Nederlands en het Duits. Woorden veranderen zelden zomaar van grammaticaal geslacht, omdat dat heel diep in het taalgevoel verankerd zit. Daarom bleef het bij het kind, ook al gaat het vaak om een jongen of meisje.
Hetzelfde zie je bij meisje. De uitgang -je maakt van een woord een verkleinwoord, en verkleinwoorden zijn in het Nederlands altijd onzijdig. Het meisje, het jongetje, het vrouwtje: wat de echte persoon ook is, grammaticaal vallen ze onder de het-woorden.
Hoe kies je het juiste lidwoord in twijfelgevallen?
Voor moedertaalsprekers werkt het meeste op gevoel. Maar er zijn wel een paar aanwijzingen. Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden. Woorden die naar mannelijke personen verwijzen, zijn bijna altijd de-woorden, behalve als het een verkleinwoord is. En veel abstracte begrippen, zoals liefde en taal, zijn bijna altijd de-woorden.
Toch blijft er een restgroep over die je echt uit je hoofd moet leren. Dat is precies waar het Nederlands zo leuk raadselachtig wordt. Je kunt patronen ontdekken, ezelsbruggetjes bedenken en je eigen taal opnieuw leren kennen. Met een beetje aandacht ga je de logica zien achter keuzes als het kind en de jongen en wordt de Nederlandse grammatica een stuk minder geheimzinnig.