Wanneer gebruik je als en wanneer dan
De combinatie als en dan zorgt vaak voor twijfel, zelfs bij mensen die veel en graag schrijven. Toch is het onderscheid eigenlijk heel helder als je het principe erachter eenmaal snapt. Het gaat namelijk niet om gevoel, maar om de grammaticale functie van het woord dat ervoor staat.
In dit artikel duiken we met liefde voor de Nederlandse taal in het verschil tussen als en dan, zodat je er bij elke zin vol vertrouwen eentje kunt kiezen.
Vergelijkingen met een gelijkheid
Je gebruikt als wanneer er sprake is van gelijkheid. Er wordt dan een vergelijking gemaakt waarbij twee zaken even groot, even veel of even goed zijn. In zulke zinnen zie je vaak woorden als even of net zo terug.
Voorbeelden van gelijkheid zijn: even groot als, net zo snel als, precies zo mooi als. Het woord als hoort hier bij het idee dat twee dingen op hetzelfde niveau staan. Het gaat dan niet alleen om hoeveelheid, maar ook om eigenschappen of kwaliteiten.
Je kunt jezelf testen door het zinnetje hardop uit te spreken en je af te vragen: bedoel ik dat iets hetzelfde is als iets anders? Als het antwoord ja is, dan is als vrijwel altijd de juiste keuze. De structuur is dan vaak: even + bijvoeglijk naamwoord of bijwoord + als.
Let op bij vergelijkingen zonder even
Soms ontbreekt het woord even, maar is er toch sprake van gelijkheid. Denk aan zinnen als: hij is groot als een reus. Ook hier voelt het logisch om als te gebruiken, omdat je iemand qua grootte gelijkstelt aan een ander beeld of persoon. De gedachte van gelijkheid blijft leidend, ook als de typische signaalwoorden niet in de zin staan.
Vergelijkingen met een ongelijkheid
Dan gebruik je wanneer er sprake is van ongelijkheid. Zodra iets meer, minder of anders is dan iets anders, hoort daar het woord dan bij. Het accent ligt op het verschil tussen de twee elementen in de zin, niet op de overeenkomst.
In dit soort zinnen kom je vaak woorden tegen als groter, kleiner, beter, slechter, ouder of jonger. Al die trap-van-vergelijking-vormen vragen om dan wanneer je twee dingen met elkaar afzet. De onbalans is hier juist de bedoeling: het ene steekt boven het andere uit of blijft er juist onder.
Ook hier kun je jezelf helpen met een korte vraag. Bedoel ik dat iets meer of minder is dan iets anders? Als dat zo is, dan hoort dan thuis op die plek in de zin. Het maakt daarbij niet uit of je over aantallen, kwaliteiten of gevoelens schrijft; het principe van ongelijkheid blijft hetzelfde.
Twijfelgevallen met getallen en hoeveelheden
Bij getallen raken veel mensen alsnog in de war. Zinnen als ik heb meer boeken dan jij voelen soms vreemd, omdat je na jij meestal een werkwoord verwacht. Toch blijft dan hier de juiste keuze, omdat meer direct wijst op een ongelijkheid in hoeveelheid. De grammatica wijkt dus niet af, ook al klinkt de zin in je hoofd even onaf.
Een eenvoudige geheugensteun voor elke schrijver
Als je tijdens het schrijven twijfelt tussen als en dan, stap dan even uit je zin en stel maar één vraag: gaat het hier om gelijk of ongelijk? Is het gelijk, dan kies je voor als. Is het ongelijk, dan kies je voor dan. Met deze kleine taaltruc maak je je teksten niet alleen correcter, maar ook helderder en zelfverzekerder.